© Jan Smith

DE GROENZOOM

Recreatie & Natuur

© Cor Noorman

Bergboezem

17-01-2019

Onder een stralend blauwe lucht fiets ik langzaam over de Boezemweg in de Bergboezem, deelgebied zes van De Groenzoom. In het door sloten doorsneden grasland links van mij scharrelen naar schatting enkele honderden voornamelijk grauwe en grote Canadese ganzen en enkele tientallen soepganzen en nijlganzen. Aan de noordkant van het onverharde pad dat de polder doormidden snijdt, krioelt het van wel duizend of meer kievieten die in en om de ondiepe plassen foerageren. Ook scholeksters en een paar wulpen zoeken er hun kostje bij elkaar.

Geschiedenis

Dit gebied moet vijf of zes eeuwen geleden een stuk hoger hebben gelegen dan tegenwoordig, want vanaf de vijftiende eeuw begon men het uit te venen – laag voor laag de turf af te graven -, omdat door de toenemende bevolkingsaantallen de vraag naar brandstof steeg en grote bierbrouwerijen in omringende steden als Leiden, Delft en Rotterdam ook steeds meer turf nodig hadden om bier te kunnen brouwen. Bier was in die tijd minder ziekteverwekkend dan water. Ik probeer me die modderige, armoedige en roerige periode voor de geest te halen hier in de omgeving van het Westmeer, dat hier aan het begin van de negentiende eeuw nog lag en dat vanaf ongeveer 1860 werd drooggemalen. De zo ontstane Bergboezem werd daarmee de diepste polder van het Hoogheemraadschap Delfland en vormt sindsdien een belangrijke schakel in de afwatering vanuit hoger gelegen polders als Oudeland en Ackersdijk.

Uitputting

Na zo’n 250 jaar intensieve turfwinning raakt het veengebied letterlijk uitgeput; de boeren zitten midden in een zeer waterrijk gebied dat nauwelijks ruimte laat voor veeteelt en landbouw. Bovendien heeft steenkool zijn intrede gedaan als belangrijkste brandstof. Van hogerhand wordt daarom besloten om rond het gebied een aantal molens te bouwen die de polder langzaam beginnen droog te malen. Molen De Valk, waarvan het karakteristieke silhouet aan de rand van de Bergboezem opduikt, vormt nog een stille herinnering aan die tijd, aan dit oude polderland met zijn rijke geschiedenis. En nu rijd ik hier op mijn elektrische fiets met een moderne verrekijker om mijn nek en een digitale fotocamera aan mijn schouder en laat mijn mijmeringen varen.

Waterhuishouding

De Bergboezem, met een oppervlakte van circa honderd hectare, is een van de twaalf Berkelse polders. De waterhuishouding in de Bergboezem is niet los te zien van de waterhuishouding in de totale polder. Elk van de twaalf lagergelegen poldereenheden heeft zijn eigen peil. Het regenwater dat in de polders valt, wordt opgevangen in sloten. Drie poldergemalen, te weten Noordpolder, Westpolder en Zuidpolder Rodenrijs pompen dit water naar de hoger gelegen binnenboezem, die bestaat uit de Noordeindse Vaart, de Rodenrijse Vaart, de Klapwijksevaart en de Bovenvaart. Het Bovengemaal, vlakbij molen de Valk, pompt het water vervolgens uit de binnenboezem naar de hoger gelegen Berkelsche Zweth.
Het gebied is door Hoogheemraadschap Delfland aangewezen als calamiteitenberging van overtollig regenwater wanneer het boezemstelsel tijdens hevige neerslag geen extra water meer kan ontvangen. De Bergboezem kan ongeveer 1.200.000 m³ water herbergen. (Informatie Stichting Natuur en Milieuwacht)

Vochtig weidevogelgebied

In het kader van de doelstellingen van De Groenzoom is dit een zogeheten ‘vochtig weidevogelgrasland ter bevordering van de diversiteit in weidevogelsoorten’, kortweg aangeduid met de vanzelfsprekende naam ‘plasdras’. Van januari tot juni staat tussen de vijf en tien hectare van de polder onder een laagje water van zo’n tien tot twintig centimeter waardoor plasdrasgebieden ontstaan die door drie Bosman-molentjes op peil worden gehouden. Mede door de omringende bloemrijke dijken die veel insecten aantrekken, is het gebied een geweldige biotoop geworden voor zeker twintig steltlopersoorten waaronder grutto, tureluur, kieviet, scholekster, wulp, (stelt)kluut en zo meer.

Aan diversiteit geen gebrek

Vanaf begin maart worden hier de eerste vroege grutto’s gesignaleerd die uitgeput en vermagerd na een lange reis vanuit West-Afrika via Marokko, Spanje en Portugal hier neerstrijken om eerst eens flink aan te sterken voordat het broedseizoen zich aandient. In de weke en zachte bodem van de plasdras kunnen ze met regenwormen en andere bodemdiertjes hun vetvoorraden weer op peil brengen. Ze vinden er ook rust omdat het gebied tijdens deze periode is gesloten voor bezoekers. Het is er ook veilig, want rovers als vos of wezel bedenken zich wel twee keer eer zij zich in het water begeven en voor roofvogels is er in de wijde omtrek geen hoge uitkijkpost te vinden. Dat het er zeer voedselrijk is, bewijzen wel de honderden molshopen in het gebied – ook de mol doet zich graag tegoed aan wormen en emelten. De meeste weidevogels foerageren bij voorkeur aan de randen van de plassen omdat daar het meeste voedsel in en op de grond te vinden is. Eenmaal op krachten vliegt een aantal van hen verder naar hun vertrouwde territoria elders. Andere beginnen hier met het uitvoeren van hun baltsvluchten en brengen na verloop van een paar weken hun jongen groot in deze zeer voedselrijke omgeving.
Gedurende de hooimaand juli wordt er ouderwets gehooid. Er vindt geen beweiding plaats. Nabeweiding vanaf oktober is toegestaan, maar niet verplicht. Die nabeweiding heeft een belangrijke functie: het gras gaat ‘kort’ de winter in, waardoor in het voorjaar diverse kruiden (lees: bloeiende planten) beter en sneller tot ontwikkeling kunnen komen. Allerlei insecten komen hier massaal op af om vervolgens als eiwitrijke voeding te dienen voor de vogels.
Aan het eind van het broedseizoen vullen de dan vliegvlugge jonge weidevogels en hun volwassen soortgenoten hiermee hun vetlaag opnieuw aan om goed voorbereid te kunnen beginnen met de najaarstrek naar de diverse overwinteringsgebieden.

Tegenstrijdige belangen

Plasdras vormt om alle hierboven genoemde redenen in het voor- en najaar steeds weer een voortreffelijk foerageergebied voor allerlei weidevogels die kenmerkend zijn voor het Hollandse landschap.
De Bergboezem is door de beheercombinatie verpacht aan een agrarisch bedrijf dat geacht wordt te werken volgens de pachtovereenkomst. Zo mag in principe niet eerder gemaaid worden dan 1 juli, moeten percelen van binnen naar buiten gemaaid worden en moet een strook vegetatie langs de perceelsloten blijven staan van minimaal 3 meter breed. Bovendien moet het zogenoemde mozaïek maaisysteem toegepast worden, dat in de praktijk neerkomt op het in fases, dus niet tegelijkertijd, maaien van de  percelen.
Al deze voorwaarden dienen uiteindelijk maar één doel: zoveel mogelijk weidevogelkuikens de kans bieden om gezond op te groeien. Weidevogelbeheer en maaibeleid zijn daarom zo goed mogelijk op elkaar afgestemd en daar hoort ook uitdrukkelijk bij dat  in verschillende perioden van het jaar natte terreinomstandigheden voorkomen, omdat die mede cruciaal zijn voor succesvol weidevogelbeheer.
Hoewel in de praktijk blijkt dat beheer en beleid onverenigbaar zijn met economisch rendabel beweiden en hooien van de graslanden, moge klip en klaar zijn dat het agrarisch belang ondergeschikt is aan de primaire doelstelling van het gebied, namelijk die van weidevogelbeheer. Er ligt een duidelijke, door beide partijen ondertekende, beheerovereenkomst op tafel met vastgestelde natuurdoeltypen en de belangrijkste daarvan is wel dat de Bergboezem geen agrarisch gebied meer is, maar een natuurgebied met ruimte voor recreatie. Het gebied maakt deel uit van de Groenblauwe Slinger, de ecologische verbindingszone die loopt van Midden-Delfland naar Alphen aan de Rijn via Pijnacker, Berkel en Rodenrijs en Zoetermeer. Met de voortdurend teruglopende aantallen weidevogels in ons land is weidevogelbeheer in deze ecologische zone van groot belang.
Van pachtende partijen mag daarom worden verwacht begrip te hebben voor de belangrijke natuurwaarde van het hele gebied en hun handelswijze daarop af te stemmen.
Tekst: Jan Smith